Mijn creative science-fiction verhaal
Waar is mijn tijd?
Ik ben geboren op 1 januari 2036. Bij mijn geboorte kreeg ik net als iedereen een horloge om mijn pols. Dit is bedacht door de wezens die in 2030 de macht van de aarde overnamen. Sindsdien zijn deze horloges de normaalste zaak op aarde.
Op mijn twaalfde verjaardag verscheen het getal. Zeventien? Wat? Ik liep naar beneden om te vragen wat het betekende. Mijn moeder legde het uit. Nog nooit voelde ik me zo leeg. Ik zou sterven op mijn 17e verjaardag. Ik kon mijn oren niet geloven. Mijn moeder keek me aan alsof het niks bijzonders was. ‘Je moet je er niks van aantrekken, soms verandert het getal,’ zei ze.
Voor de laatste vijf jaar heb ik naar mijn moeder geluisterd, het getal zou veranderen en ik zou oud worden. Helaas weet ik nu de waarheid. Mijn lot wordt van me weggenomen door deze wezens. Ik moet ze tegenhouden voordat ze alles verpesten.
Het is 1 januari 2053, mijn laatste dag op deze aarde. De geur van pannenkoeken leidt mij naar de keuken. ‘Gefeliciteerd Nova,’ zegt mijn moeder ‘ik moet door naar werk, zorg je zelf voor avondeten?’ ‘Maar mam-’ ik stop midden in mijn zin. Moet ik haar laatste herinnering van mij verpesten? Mijn moeder is één van de onschuldige zielen die ik moet redden. Het enige dat mijn mond verlaat is een zucht.
Ik verlaat het gebouw dat ik mijn huis noem en loop de stad in. De geur van nieuw asfalt en sigaretten dringt mijn neus binnen. De warme zonnestralen overvallen me. De zonnestralen zijn het enige in deze stad die nog niet veranderd zijn.
Denkend aan hoe ik deze wereld kan en ga veranderen loop ik richting het hoofdkwartier van de wezens. Het gebouw is niet te missen. Zodra ik binnenloop word ik overvallen door de geur van sterke parfum. Er staat een jonge vrouw bij de balie. Zoekend naar aandacht loopt ze met een lach naar me toe. ‘Heeft u een afspraak?’ vraagt ze. Ik kijk haar aan met een neutrale blik en loop langs haar de lift in. De deuren die dicht gaan verbreken het contact van onze ogen.
De zenuwen overschrijden de kriebels in mijn buik wanneer de lift omhoog beweegt. Door een schoolreisje van een paar weken geleden weet ik dat de computers op verdieping zes staan. Mijn hartslag neemt net als de nummers boven de deur toe. ‘Ping.’ Zonder de ruimte te scannen ren ik de lift uit. Daar staan ze, de computers met de data voor de horloges. Ik pak de eerste stoel die ik zie en gooi deze richting de computers. De kleine explosie waar ik normaal angstig van zou worden, brengt me nu geluk. Lachend kijk ik naar de schade die ik heb aangericht. ‘Ping.’ Mijn hoofd draait abrupt richting de lift.
Ik probeer weg te komen, maar ver kom ik niet. De atmosfeer in de ruimte veranderd. Er staan een stuk of tien wezens voor mij, eentje staat achter mij en houdt mijn handen bij elkaar. ‘Dat was niet zo slim meisje!’ schreeuwt het lange wezen dat duidelijk de leiding heeft. Ik kan alleen grinniken. Het lange wezen beweegt zich naar mij en grijpt mijn pols. Mijn hoofd draait richting mijn horloge en dan zie ik het. Niks. Het getal op mijn horloge is weg. Ik lach. Het lange wezen pakt een apparaat uit zijn zak en beweegt deze langs mijn arm. ‘Nova Laagdenberg, 17 jaar oud.’ zegt het lange wezen. Hij stopt met lezen en begint te lachen. Onze ogen ontmoeten elkaar wanneer hij zegt:’ Zal overlijden op haar 17e verjaardag.’ De hele groep wezens begint te lachen. Voor ik kan reageren word ik de lift ingesleurd. ‘Ping.’
‘Auw!’ Een kreet verlaat mijn mond wanneer ik het gebouw uit gegooid wordt. ‘Ik mag vandaag dan wel doodgaan maar jullie hebben het lot van de andere inwoners niet meer in jullie handen!’ zeg ik lachend. Wetend dat ik word nagekeken huppel ik snel weg.
Ik heb het gedaan! Ik heb deze wereld verbeterd. Ik ben niet bang voor de dood. Laat het maar komen. Ik stop met huppelen en kijk om me heen. Het park! Ik loop naar een bankje en ga zitten. Het blije gevoel verlaat mijn buik niet. Stoppen met lachen gaat niet meer.
Een oude man gaat naast mij zitten, zijn blik brandt in de zijkant van mijn gezicht. ‘Het is lang geleden dat ik iemand zo blij heb gezien.’ zegt hij. Mijn hoofd draait een kwartslag en zijn ogen ontmoeten die van mij. ‘Ik heb de beste dag van mijn hele leven gehad.’ fluister ik lachend. De man lacht en draait zijn hoofd richting het park. Pas dan realiseer ik me wie er naast me zit. ‘Ik heb mijn levensdoel bereikt. Deze wereld heeft me niet meer nodig.’ zeg ik terwijl ook mijn hoofd richting het park beweegt. Zonder mij aan te kijken steekt hij zijn hand naar mij uit. ‘Ik ben trots op je. Ben je klaar om te gaan?’ vraagt de man. Ik pak zijn hand.
Het is 1 januari 2053 en vanaf vandaag is dit mijn wereld niet meer.